Je gebruikt een verouwderde browser. Upgrade je browser voor een betere surfervaring op deze website.

Het beroepsgeheim in het OCMW: een instituut op de helling?

ocmw dienstverlening

Op regelmatige basis stellen politici het beroepsgeheim van OCMW-medewerkers in vraag. Vorig jaar luidde het nog dat het beroepsgeheim zou moeten kunnen opgeheven worden bij ernstige vermoedens van sociale fraude. En ook dit najaar werd het debat over vertrouwelijke informatie binnen de muren van het OCMW opnieuw aangezwengeld. Ditmaal in een heel andere context: de bestrijding van terrorisme. De gemoederen van verschillende belanghebbenden geraakten daarbij behoorlijk verhit: wat staat er precies op het spel?

Wetsvoorstel-Van Peel: passieve én actieve meldingsplicht

N-VA Kamerlid Valerie Van Peel lanceerde een wetsvoorstel waardoor het beroepsgeheim van medewerkers van OCMW's (maar ook van andere organisaties zoals vakbonden, ziekenfondsen en ministeries) zou worden opgeheven als zij aanwijzingen hebben van terrorisme.

Het oorspronkelijke wetsvoorstel legt de sociale organisaties een tweeledige verplichting op:

    1. de plicht om te antwoorden op vragen van het gerecht (zoals het verschaffen van contactgegevens); en
    2. de plicht om aanwijzingen van terreur uit zichzelf te melden.

Ratio legis beroepsgeheim OCMW-medewerkers

Dat het personeel van OCMW’s gehouden is aan het beroepsgeheim heeft alles te maken met hun rol als hulpverlenende instantie. Mensen die er hulp vragen bevinden zich in een precaire situatie en zien in het OCMW vaak een laatste vangnet. Medewerkers keren er het leven van een cliënt letterlijk binnenstebuiten: ze onderzoeken alle financiële en sociale aspecten van het leven van de hulpvrager. Velen ervaren dat als een erg ingrijpend proces.

Wie aanklopt bij het OCMW is kwetsbaar en moet er dan ook op kunnen vertrouwen dat de informatie over zijn of haar persoonlijke levenssfeer intra muros blijft.

Weerstand uit het veld…

Bij de lancering van het voorstel-Van Peel klonk het vanuit de sociale organisaties dan ook dat elke uitzondering op de wettelijke geheimhoudingsplicht restrictief moet worden toegepast. Iedereen schaart zich achter de gedachte dat potentiële terroristen zich niet moeten kunnen verschuilen achter de vertrouwensrelatie met sociale werkers.

Maar er klonken ook kritische stemmen. Met name de plicht van het OCMW-personeel om actief mee te werken aan een terreuronderzoek oogstte heel wat kritiek. Kan er wel van OCMW-medewerkers verwacht worden dat zij die inschatting kunnen maken? Wat zijn de gevolgen als ze zich vergissen, zowel voor zichzelf als voor het OCMW? En hoe moeten ze die informatie precies rapporteren?

… en van de Raad van State

Ook de Raad van State betuigde zich kritisch in zijn advies over de actieve meldingsplicht. Geldt die enkel wanneer je effectief plannen onderschept van een terreuraanslag? Of volstaat het om een bepaalde intentie op te merken? Dat laatste is al helemaal niet evident. Als de meldingsplicht slaat op élke inlichting die gelijk welk terroristisch misdrijf kan voorkomen, dan ontstaat een grote rechtsonzekerheid, vreest de Raad van State.

Opleiding rond beroepsgeheim voor OCMW-medewerkers

Een aangepaste versie van het wetsvoorstel ligt in 2017 ter goedkeuring voor. Ondertussen is het meer dan ooit zaak voor OCMW-medewerkers om goed geïnformeerd te zijn over de laatste stand van zaken. De opleiding “Beroepsgeheim in het OCMW: omgaan met vertrouwelijke informatie” reikt alvast een juridisch kader aan voor het correct en deugdelijk omgaan met gevoelige cliëntinformatie binnen een OCMW-context.

 > SCHRIJF NU IN


Blijf op de hoogte en schrijf je in op onze nieuwsbrief