Heerlijk helder
Juridische teksten zijn vaak niet het toonbeeld van duidelijke en heldere communicatie.
Regelgeving moet zo opgesteld zijn dat ze bestand is tegen de stormen die rechtzoekenden proberen te veroorzaken om het gelijk en de wet aan hun kant te krijgen. Een zo ondubbelzinnig mogelijke formulering is daarvoor een noodzaak: als de tekst van de wet veel poortjes openlaat, zullen die ook gebruikt worden.
Om een regelgevende tekst zo waterdicht mogelijk te maken, moet op allerlei zaken worden gelet: natuurlijk moeten de vaktermen juist worden gebruikt, mogen de zinnen niet te lang zijn, moeten die onderling goed samenhangen, maar moet ook de interpunctie correct zijn om de beoogde betekenis weer te geven. En soms gaat het mis.
Karl Hendrickx gaat in elk nummer van het Tijdschrift voor Wetgeving op zoek naar onduidelijkheden in wetgeving of slecht opgestelde juridische bepalingen en zorgt voor taalkundige opheldering.
Zo draagt zijn rubriek ‘Taal en wetgeving’ bij tot heerlijk helder juridisch taalgebruik!
Ontdek het zelf in deze drie artikels
- Het betrokken personeelslid – Tijdschrift voor Wetgeving 2014/3 waarin Karl Hendrickx hij een slecht opgestelde juridische bepaling in het artikel 165 van het Provinciedecreet onder de loep neemt
- In de tang – Tijdschrift voor Wetgeving 2014/4: over de zin of onzin van lange zinnen in juridische teksten en het gebruik van tangconstructies
- “Een of meerdere keren gedurende tien werk- of dagen” – Tijdschrift voor Wetgeving 2015/1 Een stukje over kommaneukerij of hoe belangrijk details zijn in bv. het bestek van een overheidsopdracht.