Voel je thuis op Erfgoeddag
De eerste zondag na de paasvakantie staat zoals altijd in teken van Erfgoeddag. Dit jaar staat onze ‘thuis’ centraal. Wat maakt een huis tot een echte ‘thuis’? We verkennen die dag het bijzondere gevoel van thuis, zowel in het verleden als het heden. Ontdek samen met Janus hoe het concept ‘thuis’ doorheen de jaren is geëvolueerd. Met Janus voel je je thuis in…
de prehistorie
Het grootste deel van zijn geschiedenis was de mens een jager-verzamelaar. Mensen hadden geen vaste thuis. Ze trokken rond in groep, volgden de dieren en leefden van roofbouw waardoor landbouwgrond na één oogst geen opbrengsten meer kon bieden. Sommige groepen hadden in die tijd verplaatsbare tenten bij zich. Die droegen ze dan mee van plaats tot plaats. Andere groepen zochten wat de natuur hen te bieden had en maakten kampen met het materiaal dat ze ter beschikking hadden op dat moment. Het rondtrekken bracht natuurlijk ook gevaar met zich mee. Zieke of oudere mensen konden de fysieke tochten moeilijker verdragen en een roofdier of noodweer was nooit veraf.
het oude Rome
Gedaan met het rondtrekken in groep. In het Romeinse Rijk woonde men op één plaats en was het gezin erg belangrijk. Welgestelde families hadden meestal ook grote boerderijen of villa’s op het platteland. Veelal werden die rijke gezinnen vervolledigd met slaafgemaakten: slaven die veelal als kind uit een arm gezin verstoten waren omdat ze (financieel) ongewenst waren. Arme kinderen gingen soms naar school, maar meestal moesten ze in het huishouden of de zaak van hun ouders meehelpen. Rijke kinderen gingen daarentegen bijna allemaal naar school. Meisjes kregen daarbij slechts onderwijs tot hun 14 jaar, vanaf dan leerden ze thuis huishoudelijke taken of trouwden ze.
de middeleeuwen
In de agrarische samenleving van de middeleeuwen was ongeveer 90 procent van de bevolking boer. Boeren leefden in gezinsverband in kleine huizen, waarin één ruimte dienst deed als stal. De huizen waren samengesteld uit hout, wanden van leem en een strooien of rieten dak. Het leven op het platteland was zwaar. Wanneer de oogst mislukte, vloeide daar armoede en hongersnood uit voort. De boeren werkten op het land van de heer. Daar stond het kleine huisje en mocht de boer een stukje van het land voor zichzelf gebruiken. Hun belangrijkste taak bestond in het bewerken van het vroonland van de heer en het uitvoeren van ‘herendiensten’ zoals bouwwerken.
de vroegmoderne tijd
Het leven van de modale mens verschilde amper van dat in de middeleeuwen. Zodra men geboren werd, leidde men een leven dat ongeveer een kopie was van het leven van de ouders. Letterlijk een leven onder de kerktoren dus! Tussen de 16e en de 18e eeuw bestond het huwelijksideaal uit de man als kostwinner en de vrouw aan de haard. De man moest in de publieke sfeer het gezinsinkomen verzekeren terwijl de vrouwen een leven binnenshuis leidden in functie van het huishouden en het gezin.
de industriële revolutie
Meer en meer mensen trekken van een leven in de landbouw naar een arbeidersleven in de fabrieken in de stad. De toename van het aantal fabrieken gecombineerd met de groeiende tewerkstelling in de industrie, luidde de start in van een nieuw soort woning: de arbeiderswoning. Die kleine huizen lagen meestal in wijken waar armoede gepaard ging met de stank en het lawaai van de fabriek. Erbarmelijke omstandigheden dus …
Waar voel jij je thuis?
Tijdens Erfgoeddag stellen tal van musea, archieven en verenigingen hun deuren open voor leerlingen van het secundair onderwijs. Ontdek het unieke en gratis aanbod aan activiteiten in jouw buurt.
Erfgoeddag was "Beestig!"
Paarden in WO II
Wie denkt aan oorlog, denkt misschien aan tanks en andere grote voertuigen. Maar in de Tweede Wereldoorlog was dat toch niet zo vanzelfsprekend. Door de grote tekorten aan grondstoffen om de voertuigen te bouwen en het tekort aan brandstof om de wagens te laten rijden, was het Duitse leger aangewezen op een ander vervoersmiddel: het paard. De dieren droegen zwaar materiaal op hun rug en gingen mee in de strijd. Tijdens de oorlog gebruikte Duitsland maar liefst 2,6 miljoen paarden. Jammer genoeg sneuvelde het overgrote deel daarvan ook aan de gevolgen van de oorlog. Enkel de Sovjet-Unie zette nog meer paarden in (3,5 miljoen!). De andere landen schakelden er veel minder in, daar lagen de aantallen eerder rond de 100.000.
Honden in de ruimte
In november 1957 werd Laika het eerste levende wezen dat een baan rond de aarde levend volbracht. Met het Russische ruimtetoestel, de Spoetnik 2, werd ze de ruimte in gestuurd. Hoewel de Russische wetenschappers wel opperden dat het de bedoeling was om Laika levend en wel terug naar aarde te brengen, stond de wetenschap toen nog niet zo ver om dat tot een goed einde te brengen. Jammer genoeg overleed Laika, vermoedelijk tussen vijf en zeven uur na de lancering van het ruimtetoestel. Ze slaagde er wel in om bijna 4 rondjes rond de aarde te maken. Drie jaar later was het de beurt aan Belka en Strelka, twee andere Russische honden, om de ruimte te ontdekken. Zij brachten maar liefst 27 uur door in de ruimte, en keerden bovendien veilig en wel terug naar de aarde! Strelka kreeg nadien zelfs nog zes puppies, waarvan eentje werd weggeschonken aan John F. Kennedy. Hij noemde de pups van de ruimtehond al lachend “pupniks”, knipogend naar de Spoetniks waarmee de honden hun heroïsche ruimtereis maakten.
Duiven in de postkamer
Al tijdens de oudheid bezorgden duiven de post van de Grieken en Romeinen. Met een klein papiertje dat rond de poot van de duif werd gebonden, vlogen de beestjes rond. De duiven kunnen tot honderden kilometers ver meegenomen worden op reizen. Door hun fenomenale oriëntatievermogen vinden ze steeds de weg naar hun oorspronkelijk nest. Zelfs na de uitvinding van de telegraaf en andere communicatiemethodes vele jaren later, bleven postduiven op sommige plaatsen trouw in dienst. In 1870 vloog een duif van Perpignan in Frankrijk naar Brussel in amper 10 uur. Om je een idee te geven: met de auto doe je daar minstens 12 uur over. Ten slotte is de inzet van postduiven recenter dan men zou denken. Tot 2008 gebruikte de politie in Odisha, India, de dieren nog voor het overbrengen van bepaalde boodschappen.
Zwanen in Brugge
Sinds de 15e eeuw moeten er volgens de legende altijd 52 zwanen rondzwemmen op de Brugse reien, maar waarom? Keizer Maximiliaan van Oostenrijk en de Bruggelingen kenden een woelige relatie. Hij hief enorm hoge belastingen om zijn oorlogen te financieren en verbood alle feesten in de stad. Toen hij naar Brugge kwam om een opstand te onderdrukken, werd hij gevangen genomen door de inwoners. Ze dwongen hem toe te kijken hoe zijn vriend en raadgever, Pieter Lanchals, werd vermoord. Toen Maximiliaan uiteindelijk weer vrijkwam, verplichtte hij het Brugse volk om altijd minstens 52 zwanen te onderhouden. De dieren met hun “lange hals” waren een verwijzing naar Pieter “Lanchals”. Als het aantal zwanen onder 52 zou duiken, zou Brugge volgens de legende ten onder gaan. Sindsdien houdt de stad het aantal zwanen altijd boven 52. In 2022 zorgde de vogelgriep er eventjes voor dat het aantal zakte tot 62, maar gelukkig bleef het aantal wel steeds boven het befaamde getal 52.