Vennootschapsbelasting intercommunales bevestigd door Grondwettelijk Hof
De intercommunales en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn vanaf aanslagjaar 2015 niet langer onvoorwaardelijk van de vennootschapsbelasting vrijgesteld. De vroegere vrijstelling was onhoudbaar geworden na twee vroegere arresten van het Grondwettelijk Hof (nr. 148/2012 en nr. 114/2014). Volgens het Hof was er immers sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien autonome gemeentebedrijven die een identieke taak als de intercommunales uitoefenen geen vrijstelling genoten. De opheffing van de vrijstelling door de programmawet van 19 december 2014 loste voornoemde discriminatie wel op, maar lokte onmiddellijk nieuwe kritiek uit, welke uitmondde in verschillende verzoeken tot nietigverklaring. Het Grondwettelijk Hof bevestigt thans in een arrest van 1 december 2016 (nr. 151/2016) de onderwerping van de intercommunales aan de vennootschapsbelasting.
Bezwaren tegen de onderwerping aan de vennootschapsbelasting
Enerzijds waren er essentiële bezwaren tegen de onderwerping aan de vennootschapsbelasting op zich. Zo zou de federale wetgever zich op onevenredige wijze hebben gemengd in de bevoegdheid die aan de gewesten is toegekend met betrekking tot de ondergeschikte besturen en de financiering hiervan. Gemeenten zouden daarbij niet langer de vrije keuze hebben om zonder fiscale consequenties bepaalde activiteiten van gemeentelijk belang zelf uit te oefenen of via een intercommunale. Aangezien de gemeente aan de rechtspersonenbelasting onderworpen blijft, zou er mogelijk zelfs sprake zijn van een nieuwe discriminatie. Hetzelfde geldt voor de publieke rechtspersonen, zoals de havenbedrijven of de maatschappijen voor openbaar vervoer, die overeenkomstig artikel 180 WIB 92 van het voordeel van automatische uitsluiting van de vennootschapsbelasting blijven genieten.
Bezwaren tegen de overgangsregeling van de rechtspersonenbelasting naar de vennootschapsbelasting
Anderzijds waren er formele bezwaren tegen de door de programmawet van 19 december 2014 ingestelde overgangsregeling van de rechtspersonenbelasting naar de vennootschapsbelasting. Aanvankelijk was het de bedoeling om ‘oude’ reserves alsnog te belasten in de vennootschapsbelasting wanneer ze als dividend zouden worden uitgekeerd. Het Grondwettelijk Hof heeft zich voorlopig niet uitgesproken over deze overgangsregeling, aangezien de programmawet van 10 augustus 2015 de vorige regeling volledig heeft ingetrokken. Tegen deze nieuwe regeling loopt echter ook een beroep tot nietigverklaring, zodat hierover eerst uitspraak moet worden gedaan.
Vennootschapsbelasting voor intercommunales bevestigd
Belangrijker evenwel is de verwerping van de essentiële inhoudelijke bezwaren. Het Hof concludeert dat de toepassing van de vennootschapsbelasting noch een schending van het federaal loyauteitsbeginsel, noch een schending van het fiscaal gelijkheidsbeginsel uitmaakt. In tegenstelling tot een gemeente zou een intercommunale op grote schaal commerciële methodes en strategieën kunnen aanwenden, alsook concurrentiële markten opsporen en ontwikkelen. Ook de overige in artikel 180 WIB 92 vrijgestelde publieke rechtspersonen zijn volgens het Hof onvoldoende vergelijkbaar. In tegenstelling tot de intercommunales zouden zij niet in concurrentie met privéondernemingen treden oftewel een bijzonder openbaar belang dienen.
De uitspraak van het Grondwettelijk Hof lag onzes inziens in de lijn van de verwachtingen. Intercommunales die economische activiteiten uitoefenen en daarbij in concurrentie treden met private ondernemingen dienen hierop principieel vennootschapsbelasting te betalen. De motivering van het Hof doet daarentegen wat vraagtekens rijzen. Het blijft een knelpunt dat een gelijkaardige activiteit uitgeoefend door de gemeente zelf een andere fiscale behandeling kent. Daarnaast lijkt het Hof ook voorbij te gaan aan de opening van een formele onderzoeksprocedure door de Europese Commissie in juli vorig jaar aangaande de vrijstelling van vennootschapsbelasting ten voordele van de publieke zeehavens. In een eerdere blog hebben we hier reeds de aandacht op gevestigd.
Hoewel het Grondwettelijk Hof de toepassing van de vennootschapsbelasting ten aanzien van de intercommunales formeel heeft bevestigd, wijzen de aangehaalde bezwaren nog op zekere hiaten in de fiscale wetgeving. Vroeg of laat zal de wetgever hieraan moeten remediëren…
Auteur: Prof. dr. Kristel Rossignol
Wilt u zich nog meer verdiepen in deze thematiek?
Hoe regelen andere landen hun belastingplichtigheid? Zijn er uitzonderingen op bepaalde belastingen? Kunnen overheden elkaar belasten? Kristel Rossignol beantwoordt in het boek ‘De (on)belastbaarheid van de overheid’ de vele vragen die opduiken rond dit onderwerp.